Normaal gesproken wordt er bij een tandwieloverbrenging vermogen overgebracht tussen twee of meer getande wielen die rechtstreeks in elkaar grijpen.
Het komt echter ook voor dat een tandwiel wordt gebruikt in combinatie met een niet roterend gedeelte, zoals een tandheugel (dit wordt ook wel een tandlat genoemd)
In dit soort aandrijvingen is het mogelijk om de tandheugel of tandwiel in een lengterichting te laten bewegen. Dit wordt vaak gedaan om snelheden, koppel en/of richting van de krachtbron te veranderen bij een heen en weer gaande beweging.
Tandheugels zijn in de regel van staal of roestvrijstaal (RVS), maar het is uiteraard ook mogelijk om deze in andere materialen te verkrijgen zoals bijvoorbeeld kunststof. Tevens kan een tandheugel geleverd worden in een geharde uitvoering en/of met een oppervlaktebehandeling.
De afmetingen van een tandwiel/heugel aandrijving worden bepaald door de module en het aantal tanden. De module is namelijk de verhouding tussen de steekcirkeldiameter en het aantal tanden. In formulevorm ziet dat er als volgt uit: m=d/z waarbij m = modulus, d = steekcirkeldiameter en z = aantal tanden.
Tandwielen en tandheugels met verschillende moduli kunnen niet in elkaar grijpen, het is dus noodzakelijk dat het tandwiel en de tandheugel in een aandrijving dezelfde module hebben.
Een tandwielaandrijving met een grote modulus kan grotere krachten aan dan die met een kleinere modulus.
Belangrijke normen bij tandwieloverbrengingen zijn DIN867 en DIN868.